Ondergrond

De ondervloer voor een parketvloer kan uit verschillende materialen bestaan, maar moet steeds aan bepaalde eisen voldoen, zoals de treksterkte, vlakheid, droogtegraad, drukvastheid en afschuifsterkte. Deze eisen zijn niet voor elke parketvloer hetzelfde en moeten geval per geval onderzocht worden. Dit is een taak voor professionals. Toch bespreken wij hieronder enkele basisprincipes.


Soorten ondergronden

DEKVLOEREN (CHAPES)

Dit zijn de meest gebruikte dekvloeren in de hedendaagse woningen en kunnen uit 2 verschillende soorten materialen gemaakt zijn, nl cementgebonden of anhydrietgebonden. Vroeger werden ook nog nagelbare dekvloeren (cement met kurk) geplaatst maar dit is voor de huidige parketopbouw niet meer nodig.

Op deze ondervloeren kan men een parketvloer lijmen (al dan niet met een onderparket), zwevend plaatsen, of als de dikte het toelaat kan men door middel van een balkenlaag er een parket op nagelen. Het meest toegepast is de verlijming van een parket rechtstreeks op de chape als het dampscherm correct geplaatst is. Ook kan elke zwevende parket of laminaat op een chape geplaatst worden. Hoewel de meeste chapes een tijdje (2 tot 4 maand, en uitzonderlijk 8 maand) na de plaatsing moeten drogen voordat het parket kan geplaatst worden, bestaat er ook sneldrogende chape die na 3 tot 8 dagen droog is. Deze zijn evenwel duurder dan een gewone chape maar kunnen omwille van de tijdswinst uiteindelijk ook goedkoper uitkomen (sneller te gebruiken en geen huur van bouwdrogers) Om te weten hoe lang uw chape kan drogen wordt soms de volgende vuistregel toegepast: 1cm dikte van de chape = 1 week drogen mits de omgeving perfect verwarmd wordt en bijkomende bouwdrogers geplaatst werden. (In de praktijk is het realistisch rekening te houden met 0,5cm drogen per week vanaf verwarming mogelijk is).

BETONVLOEREN

Dit is de bodemplaat van uw woning die in de meeste gevallen niet egaal is geplaatst. In de meeste gevallen kan men hierop niet rechtstreeks een parket op plaatsen. Men moet meestal bovenop deze betonvloer een chape of een balkenlaag gaan plaatsen, waarop de parketvloer dan wordt bevestigd. Wenst u toch rechtstreeks op deze betonplaat te werken met een parketvloer dan dient deze ondergrond eerst vlak gemaakt te worden en mogelijks zullen bijkomende primers nodig zijn om zowel de hechting als vochtmigratie uit de ondergrond tegen te gaan.

BESTAANDE STENEN VLOER

Bij renovatie van uw woning kan men in sommige gevallen het parket op een bestaande tegelvloer gaan plaatsen. Uiteraard moet men hier altijd rekening houden met de droogte, vlakheid en hechtingskracht van deze ondervloer.

Voor renovatie van deze vloer kunnen er verschillende werken gebeuren die de plaatsing van een parket mogelijk maken. Gezien de diversiteit van producten en moeilijkheidsgraad van deze materie is een vakkundige opinie noodzakelijk. Gelieve ons hiervoor te contacteren.

BALKEN STRUCTUUR

Indien de ondervloer bestaat uit een balkenlaag of een balkenstructuur kan hierop enkel een dragende parket rechtstreeks geplaatst worden. Hiervoor moet de dikte van het parket of plankenvloer minimaal 20mm hout zijn, en minimaal 2 zijden maar best 4 zijdig tand en groef met elkaar verbonden worden. Deze parket kan opgebouwd zijn uit volledig massief parket maar kan ook meerlagig opgebouwd zijn.

Indien u op een dunner parketvloer dan 20mm rechtstreeks wenst te monteren op een balkenstructuur zal altijd een tussenvloer geplaatst worden. Dit kan in de vorm van een plaatmateriaal zijn zoals een OSB plaat, WBP plaat of vezelplaten. Op deze ondergrond kan terug elk type parket geplaatst worden zoals rechtstreeks massief parket of meerlagenparket in gelijmde of zwevende toepassing.

Ook zal het veelal nodig zijn deze balken eerst vlak te maken alvorens de vloerbedekking aan te brengen. Dit gebeurt doorgaans door het uitspieën van de bestaande balken zodat de vlakheidseis bereikt wordt.

Bijkomend kan geluidsisolatie of thermische isolatie aangebracht worden om zowel het geluid en warmteverlies tussen de horizontaal gescheiden ruimtes te beperken wat ook kan bijdragen aan de brandresistentie.


Eisen gesteld aan de ondergrond

De ondergrond moet aan verschillende eisen voldoen vooraleer er met de plaatsing van het parket kan begonnen worden. De belangrijkste factoren zijn:

  • Dimensionele karakteristieken, zoals het peil, vlakheid, ruwheid, horizonaliteit
  • Vochtgehalte
  • Mechanische karakteristieken
  • De zuiverheid
  • De samenstelling

Dimensionele karakteristieken

1. Het peil

Het peil van de ondervloer is het bovenste niveau van de ondervloer waarop deze ligt of moet komen. Het peil wordt bepaald door de dikte van het parket zodat bij plaatsing van het parket, dit op de goede hoogte komt (vb nul-pas van de woning of gelijk met de aangrenzende vloer) Het peil van de ondervloer is hier dus het peil van de afgewerkte vloer min de dikte van de vloerbekleding. (vb bij een parket van 1cm dik moet de chape op min 1cm van het te bekomen niveau gelegd worden opdat het parket op het goede niveau komt) Indien het peil van de ondervloer niet kan gekozen worden, kan eventueel het parket aan dit peil aangepast worden.

2. De vlakheid

De nodige vlakheid of effenheid van de ondervloer wordt mede bepaald door de methode van de plaatsing en type parket. Een parket die nog veel geschuurd moet worden kan bijvoorbeeld gemakkelijker op een ondergrond geplaatst worden met minder goede vlakheid dan een voorgewerkt parket. Toch blijft het altijd van belang om een minimale vlakheidsklasse te respecteren alvorens de vloer te monteren op de ondergrond.

De vlakheid wordt gemeten met een rechte rij van 1m en een rij van 2 meter. De openingen onder deze rij moeten onder de volgende richtlijnen zitten.

  • Algemeen kan men stellen dat voor een verlijmde parketvloer onder een rij van 1m, max. 2mm en onder rij van 2m, max. 3mm
  • Bij parket met ondervloer mag dit onder een rij van 1m, max. 3mm en onder rij van 2m, 4mm
3. RUWHEID

Voor verlijmd parket mag de ondervloer niet te glad zijn opdat de lijm een voldoende hechting kan verzekeren. Deze kan desnoods opgeruwd worden tot een voldoende hechting kan bekomen worden. Anderzijds als de chape of ondergrond heel ruw en korrelig is wijst dit meestal op een zwakke ondergrond en dient men mogelijks bijkomende egalisatie laag aan te brengen. Bij zwevende plaatsing is deze factor van ondergeschikt belang

4. DIMENSIONELE STABILITEIT VAN DE ONDERGROND

Bij verlijmde plaatsing kan het parket hinder ondervinden van een instabiele ondergrond, door bijvoorbeeld krimp of uitzetting van de ondervloer. Voor de plaatsing van het parket moet men ervoor zorgen dat de ondervloer dus vormvast blijft, zodat deze zich niet verder manifesteren in het parket. De krimp van de ondervloer is bij een nieuwe dekvloer na ongeveer 28 dagen uitgewerkt. Bij vloerverwarming moet men hierbij steeds rekening houden met de werking van de ondervloer, waardoor er sneller een uitzettingsvoeg moet voorzien worden. Indien er een vermoeden van instabiliteit is uit de ondergrond kan een ontkoppeling voorzien worden waardoor de parket probleemloos geplaatst kan worden.

Vochtgehalte van de ondergrond

Bij plaatsing van een parketvloer hetzij rechtstreeks of onrechtstreeks, is er steeds een maximale vochtigheidsgraad van de ondervloer vereist. Deze wordt onder meer bepaald door de gebruikte materialen en types van ondervloeren.

De vochtigheidsgraad moet dus altijd gemeten worden, en dit best met een calcium-carbide toestel. Elektronische toestellen geven enkel een aanduiding maar geven geen zekerheid.

  • Type dekvloer Absolute vochtigheidsgraad (in massa %)
  • Cementgebonden (zonder vloerverwarming) 2.5%
  • Cementgebonden (met vloerverwarming) 1,8% (*gewijzigde waarde)
  • Anhydriet (traditioneel zonder vloerverwarming) 0,5%*
  • Anhydriet (traditioneel met vloerverwarming) 0.3%*
    • (*waarden volgens TV272 en TV 269 sinds mei 2020)

Als men een nieuwe ondervloer laat plaatsen, heeft deze een bepaalde tijd nodig om uit te drogen. Deze tijd is afhankelijk van:

  • De temperatuur in de ruimte (aangeraden is de ruimte te verwarmen)
  • De luchtvochtigheid in de ruimte (aangeraden de ruimte te verluchten)
  • De samenstelling van de ondervloer (veel cement zal het droogproces vertragen maar geeft wel een goede sterkte. Te weinig cement is dus ook niet goed!)
  • Vocht uit de ondergrond. Indien de ondervloer niet extra geïsoleerd is van de vloerplaat kan deze ook hiervan vocht opnemen. Er wordt dus aangeraden een extra vochtscherm aan te brengen tussen de ondervloer en de vloerplaat (=betonplaat). Hierdoor zal de chape ook sneller onder de gewenste vochtigheidsgraad komen.

Mechanische karakteristieken

1. OPPERVLAKTECOHESIE

De oppervlaktecohesie van de vloer is belangrijk bij hechtend parket. Aangezien een gelijmde parketvloer bepaalde krachten kan ontwikkelen naar de ondervloer is een goede samenstelling van de ondergrond van groot belang. Zowel de bovenlaag als de onderliggende lagen moeten een goede hechting vormen. Ook moeten de lagen op zichzelf een goede samenhang hebben wat dus de oppervlaktecohesie zal bepalen. Een chape met een harde toplaag van 1mm waaronder de rest van de chape is verzand kan niet aanvaard worden als ondervloer voor een hechtende parketvloer. Ook als u merkt dat het oppervlak van de chape zeer zanderig is en veel korreltjes los komen wijst dit op een zwakke ondergrond en zullen verstevigende primers of ontkoppeling dit probleem kunnen oplossen.

De oppervlaktecohesie kan op diverse manieren bepaald worden. Dit kan eenvoudig door een krastest uit te voeren met een vastgesteld patroon en sterkte. Als de hoeken van de ingekraste zone breken is de uitslag negatief. De meest wetenschappelijke methode is de treksterkte test.

Uw ondergrond dient minimaal te voldoen aan :

  • zichtbaar stevige opprvlaktecohesie, een korrelige chape is dus onvoldoende
  • een goede conforme krastest met genormaliseerde kraspen
  • de minimum trekkracht van de chape 0,8N/mm² . Toch zal een degelijke chape doorgaans een oppervlaktecohesie vertonen van 1-2N/mm² wat wenselijk is.

Bij een afwijkende sterkte is het steeds aangewezen om extra maatregelen te nemen teneinde een degelijke installatie op lange termijn te kunnen garanderen. Contacteer ons, onze specialisten zullen u begeleiden daar elke ondergrond verschillend is en dus andere methodes nodig zijn om het probleem aan te pakken.

2. STABILITEIT

De stabiliteit van de ondergrond betekent dat de ondervloer een voldoende mechanische sterkte bezit en onder invloed van een blijvende gebruikersbelasting geen overmatige doorbuiging of indrukking vertoont.

Indien de ondergrond chape betreft gaat men ervan uit dat nà 28 dagen de stabiliteit genormaliseerd is en als er dan nog onstabiliteit zou voordoen zoals een concave vervorming van het oppervlak dit eerder te wijten zal zijn aan het restvocht of de oppervlaktecohesie. Bijgevolg zal deze factor enkel bij zichtbare onstabiliteit beoordeeld worden.

Indien de ondervloer aan een bepaalde druksterkte voldoet zal deze aanvaard worden. De druksterkte wordt gemeten met een dekvloertester (ponstestweerstandsmeter)

  • Druksterkte >= 8 N/mm2
  • Weerstand tegen dynamische pons(Inslagdiepte) <= 3mm (gemiddelde waarde)<= 5mm (maximale waarde)
  • Deze kan ook in laboratoria getest worden met de dynamischeponsproeven ook “screed tester” genaamd.

3. THERMISCHE EISEN

Hout is een thermisch isolerend materiaal welke dus de warmtetransport van de ondervloer naar de ruimte zal vertragen. Ondanks deze isolerende eigenschap van hout is deze onvoldoende om de volledige opbouw van de vloer te isoleren (volgens thermische reglementeringen). De werkelijke thermische isolatie dient dus in de ondergrond voorzien te worden (vb: tussen balkenlagen een extra isolatie tussen de ribben, onder de chape een extra isolatiechape, enz…)

4. AKOESTISCHE EISEN

Bij het plaatsen van een parket zal men bij het ontwerp en keuze van de vloeropbouw ook rekening moeten houden met de akoestische eigenschappen van de ondergrond en het parket om de bewoners een goed akoestisch comfort te geven. Ook kan het wenselijk zijn om extra accoustische isolatie te voorzien in horizontaal gescheiden woningen teneinde de geluidsoverlast van uw geburen of omgekeerd te vermijden. Zowel in de constructie van het gebouw als in de opbouw van de ondergrond kan hiermee rekening gehouden worden.

De bewoner kan zelf beslissen welke isolerende eigenschappen een vloer moet bezitten afhankelijk van de bestemming van de te bekleden ruimtes. Een belangrijk onderscheid dient wel gemaakt te worden tussen

  • Vloerconstructies binnenin een woning, als scheiding tussen verdiepingen: hier kan de geluidsisolatie van minder belang zijn
  • Woonscheidingen tussen boven elkaar gelegen woningen: hier zijn de geluidsisolerende eigenschappen van groot belang en mogelijks zelfs een verplichte factor. Informeer steeds waaraan u dient te voldoen, het gebruik van gereglementeerde producten en uitvoering door vakmensen is aan te raden.

Geluid kan op verschillende manieren geproduceerd worden, waardoor er op verschillende manieren moet op ingegrepen worden. De belangrijkste oorzaken zijn:

  • Contactgeluid : bijvoorbeeld van het belopen van de vloer
  • Luchtgeluid : geluid in de kamer van bijvoorbeeld de televisie

Beide oorzaken kunnen gedeeltelijk geïsoleerd worden door de goede plaatsing van het parket, mits eventuele aanpassing van de ondervloer. W&A parket zorgt ervoor dat de juiste isolatie wordt gebruikt volgens uw normen.

Copyright © 2019 W&A Parket. All rights reserved. Cookies | Disclaimer | Privacy statement